Het postinterventiedossier (PID): wie deed wat, wanneer en hoe?
Sinds we met het vernieuwde EPC een reeksje aftrapten, passeerden al een pak documenten, certificaten en ambities de revue. Stuk voor stuk zijn ze verbonden aan energiezuiniger wonen en op die manier hebben ze in de eerste plaats een impact op de huidige (en toekomstige) bewoners van een woning. Met het postinterventiedossier (PID) richten we ons specifiek op de verbouwers. De mannen die hamer of truweel ter hand nemen en aan de slag gaan.
Het postinterventiedossier van een gebouw bevat alle elementen die de veiligheid en de gezondheid van die mannen aanbelangt. Het moet voorkomen dat er – bekendste voorbeeld – plots en onvoorzien een laag asbest tevoorschijn komt. Tegelijk gaat het een stuk verder dan dat. Een gebouw, een constructie vol techniek en nutsvoorzieningen, herbergt immers heel wat risico’s voor wie er in of rond aan de slag is.
Wat moet een postinterventiedossier bevatten?
Wat wil je graag zelf weten voor je een klein of groot werkje aanvat? Hoe het in elkaar zit, waar de risico’s zich bevinden, waaruit iets bestaat… Logische zaken, en daarop is ook het PID gestoeld. Het bevat:
- Plannen en tekeningen van de structuur van de woning en de aanwezige technische installaties (cv, sanitair, elektriciteit, ...).
- Aanduidingen van (ingewerkte) nutsleidingen (water, gas, elektriciteit, ventilatie, ...) en verborgen gevaren.
- Een lastenboek met overzicht van de gebruikte materialen.
- Instructies voor onderhoud, herstelling, verbouwing en ontmanteling van het gebouw en de technische installaties.
- Eventuele aankoopfacturen en garantiebewijzen.
- De namen en contactgegevens van de betrokken architect, veiligheidscoördinator en hoofdaannemers, die het gebouw hebben opgetrokken of verbouwd.
- Dit lijstje is een minimum, en de plannen en aanduidingen moeten vanzelfsprekend overeenkomen met de werkelijke uitvoering van de bouwwerken. “We gingen het zo doen, maar uiteindelijk ging het anders”, daar wordt niemand wijzer van.
Het gaat dus verder dan een pure verplichting: je voorkomt met een PID dat in de toekomst onvoorziene gevolgen optreden en beschermt er de mensen mee die ooit werkzaamheden zullen uitvoeren aan de woning.
Hoe wordt een PID opgemaakt?
Vanzelfsprekend zo nauwkeurig en uitvoerig mogelijk. Op werven met slechts één aannemer is het de opdrachtgever zelf of een door de opdrachtgever aangestelde derde die een postinterventiedossier moet opstellen. Wanneer de eigenaar zelf werken uitvoert, is hij ook zelf verantwoordelijk voor het PID. Op dat moment zet die even de pet van veiligheidscoördinator op, een functie die bij grotere werkzaamheden sowieso ingevuld wordt.
Bij appartementen en flatgebouwen kan het PID worden opgesplitst in verschillende delen (een deel voor de gemeenschappelijke ruimten en voor elke woning een apart deel voor de mede-eigenaars).
Bedoeling is en blijft: een eigenaar, huurder, architect of aannemer kan bij verbouwingen snel en vlot achterhalen hoe de structuur van een gebouw eruitziet en welk materiaal gebruikt werd. En onvoorziene zaken zo uitsluiten. Logischerwijs vul je het dossier daarna dus ook correct aan. En net zo logisch is het dat je het postinterventiedossier bij volgende verbouwingen opnieuw ter beschikking stelt van architect of aannemer.
Is het postinterventiedossier verplicht?
Voor elke woning of flat waarvan de bouw na 1 mei 2001 startte wel. Ook wanneer er sinds 1 mei 2001 werken zijn uitgevoerd, moet er een PID zijn. Het postinterventiedossier hoort bij een woning of gebouw.
Het blijft bij dat gebouw voor de volledige levensduur van het gebouw, ook na een verkoop. De overhandiging ervan wordt opgetekend in de akte die de overdracht van het gebouw bevestigt.
Als de verkoper niet over een verplicht PID beschikt (nooit opgemaakt, onvindbaar), dan moet de verkoper het dossier op eigen kosten laten opmaken door een veiligheidscoördinator of architect, ten laatste tegen het verlijden van de akte.
Als de laatste werken vóór 1 mei 2001 werden uitgevoerd en er bijgevolg geen PID is opgemaakt overhandigt de verkoper natuurlijk wel de bestaande plannen, documenten en attesten die bij de woning moeten blijven.
Er is toch een woningpas?
Dat klopt. En die bundelt veel info. De woningpas zal bijvoorbeeld wel de vergunning bevatten die toelating gaf te verbouwen – en die eventueel dus een postinterventiedossier nodig maakte – maar hoeft het PID zelf niet te bevatten.
Een woningpas is persoonlijk te raadplegen, via je e-ID. De vergunning om te verbouwen is op een bepaald moment aan jou verleend. Het postinterventiedossier blijft bij het gebouw horen en staat garant voor veilige werkzaamheden in een (nabije of verre) toekomst. Ook als jij geen woning meer nodig hebt en niets meer raadpleegt, zal het PID er nog zijn.